Istanbul, Mon Amour

 

Istanbul, Mon Amour

De ochtend begon in Ankara, met een bezoek aan het beste museum van Turkije: het Museum van de Anatolische Beschavingen. Klein, maar prachtig. Een tijdscapsule van kleitabletten, bronzen goden en onthoofde figuren. Wat ligt er toch veel geschiedenis in Turkije. En is er vooral geschiedenis geschreven. Het gebouw zelf al een bezienswaardigheid, met koepels en gewelven die je meteen naar lang vervlogen tijden terug brengen. Je zou willen dat het groter was, of eigenlijk: dat je meer tijd had. Maar uiteindelijk waren de mooiste museumstukken de lippen van de cassiëre. Dat konden ze 3000 jaar geleden nog niet, zoiets fraais boetseren. Nog even de Citadel bezocht maar daar bleef niets van hangen. De weg riep. In één ruk door naar Istanbul. Ongeveer even ver als van Den Bosch naar Parijs, dus goed te doen. En dan, na uren asfalt, plotseling die skyline. Minaretten, bruggen, heuvels, de Bosporus. Wat is het toch een imponerende stad. Ik slaap vlak bij het Taksimplein, maar de echte charme zit in de straten eromheen. Steegjes met trappen, flarden muziek, geur van gebrande kastanjes, en overal kleine café’s waar je blijft hangen. Boetiekjes vol troep waar je toch niets koopt. De stad is als een oude liefde die zich van haar beste kant laat zien. Ik liep de hele middag rond zonder doel. Alleen maar kijken, proeven, ruiken. Istanbul heeft iets wat andere steden kwijt zijn: lagen. Elke straathoek een herinnering, elke gevel een verhaal. En ik? Ik was zomaar weer verliefd. Op deze geweldige stad. Blijf nog even.