A Poët and a Fighter
Vroeg op pad in Sulaymaniyah. Het Amna Suraka museum stond bovenaan mijn lijstje, het voormalige hoofdkwartier van de geheime dienst van Saddam Hoessein. Maar ook vandaag was het dicht. Geen gruwelen te zien dus, alleen een hek en een meisje dat zei “alleen Nescafe”. Dan maar naar de bazaar, kwam voorbij een park. En daar, tussen de bomen en banken: blijken zich de dichters op te houden. In beton gegoten, letterlijk. Standbeelden met strakke blikken en onleesbare namen. Harde koppen, deze poëten. Ze lijken eerder te waarschuwen dan te inspireren. Maar vooruit, ze stonden er. De bazaar zelf: druk. Maar ook een beetje saai, meeste gesloten vanwege dat offerfeest. Een wirwar van kleuren. De geur van kruiden, amandelen, glanzende plastic spullen, veel goud, roepende verkopers. Je ruikt tegelijk parfum en diesel, kardemom en zoet, kortom een bazaar. Ik draaide om en liet de stad achter. Terug naar de bergen. Eerste stop: Zewe. Een plek met groene hellingen, een kabbelende beek en picknicktafels onder walnotenbomen. Grote families met mooie vrouwen met heel lang haar. Daar zat hij. Een man met grijze snor, klein en een trots hoofd. Peshmerga, zei hij. Hij had hier gevochten in de jaren tachtig. "We kwamen van achter de bergkam," zei hij, en wees omhoog, "tegen de Baath-partij.” Dat ze over die bergkam gekomen waren was onvoorstelbaar. We spraken in het Engels, hij, en zijn vrouw, hadden jaren in Australië gewoond. Zijn ogen werden vochtig. De natuur was prachtig, maar zijn verhalen maakten de plek bijzonder. Verder gereden naar Dokan, aan het stuwmeer. Mooi uitzicht, zonsondergang op het water. De wegen naar het zuiden zaten potdicht vanwege het offerfeest, dus bleef ik hier. In het veel te dure Ashur Hotel, waar het uitzicht meer kostte dan de kamer waard was (ook nog aan de achterkant). Een plek waar ik eigenlijk niet wilde zijn, verwende kinderen en rond het zwembad grote airco kasten om het koel te houden. Maar de blik op het meer was wel een foto waard.