Ye, Myanmar; Burma is still there!

Ye, Myanmar; Burma is still there!

Tijdens de reis tussen Dawei en Ye zag ik zes uur lang vrijwel geen stenen of houten huis, uitsluitend hutten van stro. Het ontwakende landschap gleed langzaam aan mij voorbij, bij toeval zat ik naar omstandigheden vrij comfortabel in de minibus. Bedoeld voor vijftien personen maar blijkbaar waren er een paar niet op komen dagen gezien het heftige overleg voor vertrek. Vier uur werd zomaar kwart voor vijf maar toen werd er ook doorgereden. Op tijd in Ye dus. Op tijd waarvoor moest ik nog uit gaan zoeken. Ye ontbreekt in de literatuur over Myanmar. Dat leek mij de beste reden om er naar toe te gaan. Ik ben niet de eerste hier, dat zeker niet, maar het is nog mooi onbedorven en de vriendelijkheid en vooral nieuwsgierigheid straalt er vanaf bij de mensen.
Het Minglabar schalt door de straten. Het plaatsje heeft ontegenzeggelijk veel charme en verdiend meer aandacht, maar dat zal snel gaan met de hordes reizigers die Myanmar aan het ontdekken zijn.


Mijn guesthouse ligt aan het meertje in het midden van het stadje en is een prettig plekje. Een Amerikaan met zijn vrouw uit Birma maken het hier aangenaam. En ik maak kennis met Mr. Aung, de beste bromfietsgids van de stad. Naar eigen zeggen overigens. Hij nam mij de rest van de dag mee op toertocht langs de belangrijkste hoogtepunten van Ye. We begonnen met een lange rit naar de Bananen Tempel met een stop onderweg bij de 500 Monks. Het waren er bij lange na geen 500 en Boeddha’s eerder dan monniken. Maar daar viel ik niet over. Wel verbrandde ik mijn kuit aan zijn uitlaat omdat zijn bromfiets onderuit gleed toen hij wilde keren op een te steil weggetje. Hij wilde al met pleisters in de weer maar dat heb ik beleefd afgeslagen. De Banana Pagoda deed haar naam verder geen eer aan maar was imposant van formaat en met veel smaak gebouwd. Een enorme liggende Boeddha was onder constructie, maar nu, half af, op zijn mooist.


Hierna kreeg ik onderricht in de plaatselijke visindustrie. We bezochten menig fabriekje, meer huis industrietjes, waar vis gedroogd en gesorteerd werd. Meer soorten dan je kunt verzinnen en je bent er hier al heel vroeg bij om mee te draaien in het productieproces. Kinderarbeid bestaat hier nog niet, je werkt gewoon vanaf je geboorte mee. Zoiets. Maar het zag er op geen enkele manier zielig uit. Er werd met plezier en gezelligheid gewerkt. Na zo’n dertig fabriekjes wilde ik er een eind aan maken maar dat was niet de bedoeling. Ik moest het strand ook nog bezoeken. Mezelf maar weer op de brommer gehesen en maar niet op de doorzitplek op mijn achterste gelet. Het strand was enorm gezellig en ook enorm vervuild met plastic, papier en etensresten. Ze maken er een rotzooitje van. Mr. Aung begon er een aantal keren over, over die vervuiling, maar hij gooit ondanks dat bewustzijn zijn lege flessen ook zo de berm in. Verder kwam ik heel veel op selfies terecht, zo vaak dat ik maar een verbod liet uitvaardigen door mijn beschermheer van de dag. We zouden nooit meer thuis gekomen zijn.