Aung San Suu Kyi

Aung San Suu Kyi

Ik ben al helemaal geburmificeerd. Het lijkt me geen woord maar het klinkt wel lekker. Mijn ontbijt bestaat uit een zeer smakelijk kommetje noedels. Gemaakt van een sterke bouillon van vis, ui, knoflook en lemon grass. Je krijgt het compleet met allerlei extra's of maakt het zelf verder klaar. Ik gooi er niet te veel noedels in maar wel lekker veel chillies, verse koriander, lente-uitjes, wat sojasaus en vissaus en, als ze het hebben, gedroogde garnalen. Ik krijg er energie van.
De manager komt zeggen dat de fietstaxi klaarstaat om mij mee naar de boot te nemen. Ik stap in en word twee minuten later bij de boot gedropt. Dat stukkie had ik echt wel kunnen lopen, maar de economie blijft draaien op deze manier. Aan boord ben ik in no time omgeven door nieuwsgierige medepassagiers die allemaal mijn naam en land willen weten. Er blijkt een Koreaan aan boord. Hij slaat mij keihard op de schouder en gilt daarbij: Goes! Goes! Hiddink. Ik steek mijn duim naar hem op. Gyo Gyo is een jongetje dat best aardig Engels spreekt en geduldig alles vertaalt wat iedereen van mij wil weten. Kinderen? En hoeveel dan? Birma mooi? Alleen? Hoe lang? Hoe vaak? Hoe oud? En dan valt het stil.

 

De rivier is hier een beetje chocoladebruin van al het zilt dat onderweg wordt meegenomen. Aan de wal ploegen de boeren hun velden, primitief met de hand of met behulp van een waterbuffel. Vissers drijven in kleine bootjes met handgemaakte zeiltjes over het water, kinderen plenzen en plonzen in het ondiepe water bij de zandbanken. Het is geweldig om hier te zitten, het leven voorbij te zien glijden, de warmte van de zon en het frisse briesje te voelen, dat wordt opgewekt door de snelheid van de boot. Hier voorop hoorde je een rustgevend opspatten van het water tegen de boeg. Een legerboot passeerde ons, keerde en kwam dreigend op onze boot af. Voorop als afschrikking een mitrailleur in volle glorie met daarachter een soldaat op teenslippers. De boot kwam langzij en op dat moment wist ik: die komen voor mij. Ik was tenslotte illegaal op deze boot. Drie mannen sprongen aan boord en liepen meteen door naar de stuurhut. Daar spraken ze even en dat ging blijkbaar op zo’n luide toon dat iedereen onmiddellijk in mijn richting begon te staren. Gyo Gyo, waar ik net zo gezellig mee had zitten keuvelen, schoof meteen twee meter bij mij vandaan. De militairen waren klaar in de stuurhut en kwamen direct naar mij toe. Iedereen week terug en ik was alleen, als een paria, in de boeg van het schip. De militair met de meeste strepen had duidelijk geen streep in Engels. Hij moest zijn verhaal drie keer vertellen voordat ik begreep dat ik mee moest komen. Maar dat wist ik natuurlijk al voordat hij z’n mond had opengedaan. De reden werd niet duidelijk. Ik kreeg een lichte por in mijn rug om op te staan en werd naar de patrouilleboot gebracht. Daar moest ik op een bank gaan zitten en werd er verder geen woord meer gewisseld. Het leek zelfs of ze mij vergeten waren, ik werd totaal genegeerd. Vrij snel meerden we aan bij een steiger. De twee soldaten die mij van boord hielpen roken heel sterk naar een houtvuur waar ze waarschijnlijk vannacht bij hadden gezeten. Ik moest even aan Nepal denken waar het bijna overal zo ruikt. Ik was eigenlijk heel rustig en ontspannen. Vlakbij was een, denk ik, politiebureau. Daar leek het op en ik mocht aan een tafel gaan zitten. Kreeg een kop thee. Mijn bagage werd vrijwel helemaal uitgepakt en uitgestald op twee lange tafels. Het viel zo best wel mee wat ik allemaal meesleepte. De boeken werden het best bekeken. Ik werd gevraagd de foto’s op mijn digitale camera te laten zien maar ik had alles gisteren er afgehaald en op mijn laptop gezet. Die laptop werd mee naar binnen genomen. Ze legden mij van alles uit maar ik begreep eigenlijk alleen maar dat er op een vertaler gewacht werd. Aan de horloge te zien die ze mij toonden kon dat nog even duren. Nu begon het echter een beetje uit de hand te lopen. Ik moest mijn zakken legen en mijn horloge afdoen. Vreemd genoeg mocht ik mijn geld houden. Mijn paspoort hadden ze al eerder geconfisqueerd. Ik moest meekomen en werd pardoes in een hok, ofwel cel gezet. Ze gingen me werkelijk opsluiten! Achteraf vind ik het nog steeds vreemd dat ik het liet gebeuren. Toen de deur achter mij op slot was gedaan begreep ik dat je in Myanmar maar beter geen fiets kunt stelen. Een uitermate smerig hok met aan drie zijden banken die blijkbaar bedden moesten voorstellen. Bovenin een kleine opening met tralies. Ik was niet alleen. Onder een van de banken scharrelde een kleine rat. Hij lustte kaarsstompjes. Dit was genoeg, dit ging ik niet pikken. Ik gaf een hengst op de deur en daarna nog een. Die laatste was een soort karatetrap waarvan ik niet wist dat ik die in huis had. Het hielp zowaar. Ik hoorde teenslippers aankomen. Ik was een stuk minder rustig en begon gewoon in het Nederlands, dat maakte toch geen moer uit hier, te eisen dat ik eruit gehaald wilde worden. De deur ging weer open en ik liep uit eigen beweging terug naar de binnenplaats. Ging meteen zitten waar ik al eerder gezeten had en maakte duidelijk dat ik daar ook bleef zitten. No problem, no problem. Het werkte. Ik mocht blijven zitten. De strepenkoning lachte wat schaapachtig en herhaalde ‘no problem, no problem’. Na tien minuten was het toch wel erg warm in de zon terwijl alle anderen op een schaduwrijk plekje zaten. Ik wees naar een bank onder een bananenboom en het werd zowaar duidelijk. Ze brachten mij ernaartoe. Het duurde nog ruim een uur voordat de vertaler kwam. Ik was steeds maar benieuwd in welke taal deze zich bekwaamd zou hebben. Het bleek een dikke Chinees en hij sprak Engels. Letterlijk en figuurlijk een gewichtig mannetje. Hij zag eruit alsof hij hoognodig gereanimeerd moest worden. Hij had zo’n dikke nek dat ik eerst dacht dat hij een dikke das omhad. Maar met deze temperatuur zou dat gelijkstaan aan zelfmoord. Aung Moe Hein stond er op zijn naamkaartje. Hein begon meteen plechtig te verklaren dat het hier niet toegestaan was om zonder toestemming van de overheid journalistieke werkzaamheden te verrichten. Ik zei hem dat ik absoluut geen journalist was en alleen een soort dagboek bijhield waarvan ik te zijner tijd misschien een verhaal zou maken. Het wordt geen politiek verhaal. Mijn computer kwam weer te voorschijn met mijn laatste tekst nog op het scherm. Ik zet dat ding eigenlijk nooit uit. Hein scrolde er een paar keer doorheen en liet mij toen een drietal tekstjes vertalen in het Engels. In twee van die tekstjes kwam de naam van Aung San Suu Kyi voor. Daar was het dus allemaal om te doen. Ik vertaalde ze naar waarheid, wat later een goede keus bleek. Ik vond dat er niet zoveel fout aan was. Alles wat ik in mijn beste Engels oplas werd keurig door Hein genoteerd. Toen dat klaar was moest ik nog een stuk oplezen in het Engels. Dit werd overigens niet opgeschreven. Hein ging met de Strepen naar binnen en kwam tien minuten later weer terug. Ik moest opnieuw de stukjes over Aung San Suu Kyi vertalen en dat werd ook weer helemaal uitgeschreven. De teksten werden met elkaar vergeleken en er volgde een heftige discussie. Hein vatte het gesprek krachtig samen door te gaan staan en mij een hand te geven met de woorden: ‘You can go, you are not dangerous. But you better don’t write about that woman. She is useless.’ Ik moest al mijn spullen zelf weer inpakken en kreeg toen een kwitantie voor mijn neus geschoven waarop 10.000 Kyatt was geschreven met de woorden ‘Violating boattrip’.
Ik betaalde die tien dollar en moest mijn kwitantie meteen weer inleveren. Iedereen was helemaal vriendelijk nu en enigszins overmoedig geraakt vroeg ik of ik een foto mocht maken van mijn ‘gevangenis’. Hiermee verspeelde ik weer heel wat krediet. Ze brachten mij wel naar de highway en hielden daar een auto aan waarbij de twee passagiers die op de stoel naast de chauffeur zaten uit moesten stappen en ik op de voorstoel werd geduwd. Ik moest 12.000 Kyatt betalen aan de chauffeur en we scheurden naar Bhamo. Een rit van ruim zes uur. Hoe er ooit op mijn plek twee mensen hadden gepast is mij nog steeds een raadsel.