Lugu Lake

Lugu Lake

Mijn ontbijt geniet ik bij het ‘Lijiang Spicy Noodle Far Over The Bridge Restaurant’. Een kommetje noedels die ik zelf maar op smaak gebracht heb. Bij Lamu’s Place zit Namu al op mij te wachten. Ze loopt woedend heen en weer. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Ze is boos op haar vriendje. Die heeft haar Celine-shawl kwijt gemaakt. En, zegt ze zelf, ze is heel materialistisch. En het restaurant was heel slecht gisteravond. En ze wil eigenlijk met mij mee. Even een paar dagen rust. Maar ja, ze heeft te veel energie. Ja, dat hoeft ze er niet bij te zeggen. De adrenaline spuugt ze met ladingen in mijn mond. Ze is wel leuk, zo boos. Ik kalmeer haar een beetje en we hebben zowaar een rustig gesprek. Iedereen kent Namu. Ze is beroemd. Ze heeft twintig boeken geschreven en sommige ervan zijn in meer dan vijftig talen vertaald. We zijn eindelijk zo ver dat ik weg mag. Maar eerst moet er nog naar de markt gegaan worden om fruit en bloemen te kopen. Want dat is in Lugu niet te krijgen. ‘Mosu zijn ook Tibetanen hè! Die eten die groenten wel en die vinden bloemen ook leuk maar zelf laten groeien, dat is te veel gevraagd.’Ze geeft mij een brief mee waarmee ik vrije toegang heb in het gebied van het Lugu Lake en ook overal mag fotograferen. Onderweg doet die brief inderdaad wonderen. Het is een ontspannen tocht. Veel hoogteverschillen en diepe afgronden. Maar mijn chauffeur is snel en zeker. Na vier uur klimmen we de laatste pasweg op voor het meer. Boven op de pas zitten vrouwen met zware manden vol met stenen uit te blazen. Hun hoofden zijn door de inspanning tweemaal zo rood als ze al waren. Kinderen met grote bossen brandhout zeulen verder de pasweg af op weg naar hun huizen aan het meer. Onderweg heb ik veel kleine kolenmijnen gezien. Eigenlijk alleen een gat in de rotswand en veel kolengruis ervoor. En in de rivierbeddingen werd naar goud gezocht. Met een pan en een zeef wordt het zand doorzocht naar goudklompjes. Volgens mijn chauffeur verdienen ze op een goede dag zo’n twee of drie yuan. Dat is een kwartje.

De Mosu, het volk dat hier rond het meer woont, is een van de laatste volkeren die nog een matriarchale leefwijze hebben. Simpeler gezegd, een volk waar de vrouwen het voor het zeggen hebben. Wat een ‘echte’ man altijd wil, hebben de vrouwen hier al eeuwen voor elkaar. Ze trouwen nooit, nemen zelfs niet de moeite om samen te gaan wonen. Waarom ook al dat gezeur en al die flauwekul. Er is ook geen enkele reden voor want de vrouwen hier erven sowieso alles, dochters zijn veruit het belangrijkste en de vrouwen die het wijste zijn worden gezien als de leiders van een familie en regelen de hele boel. Die rol gaat van dochter op dochter. Als de dochters dertien worden zijn ze volwassen en krijgen ze een rok aan. Ze hoeven nu niet meer in de gemeenschappelijke slaapruimte te slapen maar krijgen een eigen huis. Vanaf nu kunnen ze zoveel minnaars of one-night stands nemen als ze willen. Die blijven altijd maar één nachtje en moeten dan weer oprotten. Terug naar hun mammies waar ze hun hele leven blijven wonen. Het boek over deze mensen is echter al geschreven. Namu is er een celebrity mee geworden. Ik kijk even opzij en daar staan drie van die wild uitziende Mosu-mannen gezamenlijk en heel serieus de bloemen te schikken die ik meegekregen heb van Namu. Twee hebben een colbertje los over hun schouders hangen en de derde is volledig in militair gevechtspak. De militair snijdt de stelen schuin af. Het ziet er allemaal te lief uit.

Voor het avondeten word ik naar de schoonzus van Namu gebracht. Die kan beter koken. Ik was heel tevreden hier maar heb niets in te brengen. Achter op een grote Chinese motor word ik ernaartoe gereden. Het huis waar ik slaap staat boven op een klip dus het is een heel stuk naar beneden. Blijkbaar om benzine te sparen laat hij de motor uit en ik doe mijn ogen maar een beetje dicht. De wind zegt mij hoe hard we gaan. De andere broer van Namu, Howei, heeft een traditioneel guesthouse aan het water. De woon-eetkamer, want daar word ik uitgenodigd, ziet er geweldig uit. Prachtige houten kasten, altaartjes, twee vuurplaatsen en veel boeddhistische schilderingen. Langs de wanden grote banken met tapijten en dekens. We eten aan lage tafels en al het eten en drinken wordt eerst aan de geesten geofferd. Een klein beetje vocht of voedsel wordt in het kookvuur gegooid. Het is weer een zeer uitgebreide maaltijd. Visjes in een soep, koolsoorten, aardappels met heerlijke kruiden, kaasschotels, gebakken pepers en een grote schaal varkensspekvan het enorme varken dat op de bank ligt. Het ligt er al jaren. Ik ben er ook maar aan begonnen. Het spek is zo transparant dat het vegetarisch lijkt, maak ik mezelf wijs. Na het eten worden er erg droevig klinkende liederen gezongen door de vrouwen. Maar lang ga ik het niet volhouden. Bij het avondeten vervangen ze hier de rijst door bier. En ik heb heel wat kleine glaasjes leeg moeten drinken als toost. Zelfs de baby van twee krijgt op zijn tijd een slokje. Hij is er verzot op. Als ik vertrek wil ik betalen voor de maaltijd maar daar is geen sprake van. De motor staat al klaar en ik word er door acht handen op geduwd. De terugweg gaat gelukkig omhoog. Howei rijdt echter zonder licht. Het is volle maan en  blijkbaar helder genoeg. Toch houd ik angstvallig de afgronden in de gaten.