Sumba!

Sumba!

Sumba. Het klinkt ook lekker. En zo ziet het er ook uit. Het lijkt hier, vergeleken met Bali, primitief maar ook hier kun je gewoon van de ene plaats naar de andere rijden, werkt je telefoon en leven mensen onder een prima dak. Mooie daken ook, van riet en flink de hoogte in. Dat moet want de Marupa, de voorouders moeten een beetje de ruimte hebben. Die leven boven voort, beneden de mensen en daar onder de beesten. De zee is hier nooit veraf, het is een klein eiland waar maar één miljoen mensen wonen. Ter vergelijking; Bai is half zo groot en daar wonen er viereneenhalf miljoen. Het tempo van leven is hier prettig en je komt zo maar in een lang gesprek met een animistische priester over leeftijd en wat je nog te gaan hebt. Als priester gaat hij over de uilen, slangen en de bliksem. Allemaal verschijningen van de voorouders. Hij was tachtig en nog in goede conditie, al dacht hij daar zelf anders over. Hij wenste mij een lang leven. Eerder op de dag kreeg ik ook al een leeftijdswens te horen maar dan hebben jullie de Brabantse koffietafel al gemist.