Ajunna

Ajunna

Ajunna is op een paard geboren. Dat zag ik meteen vanmiddag al. Nu in de avond is het nog duidelijker. Ze wil dat ik haar fotografeer. “Dan heb ik in ieder geval bestaan. Dan weet de wereld dat ik geleefd heb. Anders ziet niemand mij dan die paar mensen hier.” Nog nooit deze kant van het nomaden bestaan zo horen verwoorden.

 

We hadden het plan ons kamp op te slaan vlakbij een riviertje. Gana, mijn ‘driver’, wilde vissen. Ik schrok want het was pas half drie. Nu al stoppen? Ach, wat maakt het ook uit wanneer je hier nergens bent. Onderweg naar deze mooi plek kwamen we haar tegen. Ze dreef een grote groep paarden bijeen die blijkbaar hier niet hoorden. Haar hoge gil hoorde ik eerst. Zoiets had ik ook al op de radio gehoord maar daar was het muziek. Hier kreeg ze de paarden er in no-time mee bij elkaar en onderwijl zwaaide ze en lachte haar tanden bloot. Paard en meisje waren één. Jammer dat het weer op de foto moest. Alleen kijken was beter geweest.

 

Toen de tenten stonden (ik, kamperen?) kwam ze weer aan gegaloppeerd. Wat een mooi beeld. Zij en haar familie woonden in een ger een paar honderd meter van ons kamp. Toen ze dichterbij was gekomen ging ze er echt voor zitten en wees op mijn camera. Die komen in het album. Gana ging vissen en Ajunna met een zak snoep terug naar haar ger. Ik struinde wat rond en terug bij de tent zat daar de broer van Ajunna. Twee druppels mongool. Hij kreeg een bier. Wilde ook op de foto en meteen het resultaat zien op mijn laptop. De conversatie bestond uit wat lachen. Maar van hem kreeg ik haar naam los en hij heette ook zoiets. Toen Gana terugkwam van zijn visserij had ik gelukkig nog een paar blikjes sardines en wat noodles. Later bleken we uitgenodigd in de ger. Daar aangekomen moest er eerst gemolken worden. Ze hebben veertien koeien. Met hele kleine uiers waar grote emmers melk mee gevuld worden. Het viel mij op wat een gedaante verwisseling Ajunna had doorgemaakt. Ze was stil, keek je niet aan en had hele droevige ogen. Ook daarna in de tent kwam ze in het stuk niet voor. Moeders maakte Mongoolse thee, geen aanrader, en we kregen van alles te eten voorgeschoteld. Ik zal niet uitweiden wat want misschien moeten jullie nog eten. Ik maakte wat foto’s en plots sprong Ajunna op en liep de tent uit. Even later schreeuwde ze vanaf haar paard naar mij en wenkte. Ik moest weer foto’s maken. Ze straalde weer als vanmiddag. Ineens was ze weg. Met een ongelooflijke snelheid stoof ze de berg op en reed als een streep naar een grote kudde schapen die tegen de helling stonden te grazen. De bijbehorende gillen waren in heel de vallei te horen. In minder dan twee minuten had ze de hele verspreide kudde dicht bijeen gedreven en die werden de helling af gedirigeerd. Niet één ontsnapte aan haar aandacht. Mijn toch al niet grote vertrouwen in de hond kreeg weer een deuk. De beide schapenhonden bleven lui bij de ger liggen en opende alleen even hun ogen toen de eerste gil klonk. Terug bij de ger gaf ze nog even een show op haar paard en liep toen naar binnen. Vreemd genoeg was ze helemaal niet geïnteresseerd, zoals haar broer en moeder, hoe ze op de foto stond. Later heb ik met behulp van Gana geprobeerd meer te weten te komen over haar en waarom ze zo graag op de foto wilde. Ze gaat straks trouwen en kinderen krijgen en niet meer zoveel op het paard zitten. Nu heeft ze de hoop bestaan te hebben.

 

Die nacht regende het enorm, de tent lekte en hozen had op een gegeven moment niet veel zin meer. Rechtop met mijn slaapzak omgeslagen, op een krukje, luisterde ik naar de hoeven van een paard die roffelden op de permafrost en slechts één keer slaakte zij haar gil. Ze reed vlak voorbij onze tenten.

 

Het was nog vroeg toen we voorbij de ger reden. Ze zat ervoor, ineengedoken en groette nauwelijks. Ik zag waarom. Haar broer en het paard waren weg...