Valledupar

Valledupar

Valledupar

De 60 kilometer lange gravelweg van Monpox naar El Paso was simpel werd mij uitgelegd. Gewoon het pontje nemen buiten het stadje en dan één rechte weg tot de gravel veranderd in bitumen. Ja, ja, als ik niet toevallig een andere automobilist op het pontje ontmoet had die ook die kant uit moest en die ik kon volgen had ik er nu nog rondgedwaald. Nu hoefde ik alleen maar de stofwolk te volgen. Maar daardoor weinig gezien van al die mooie armoedige dorpjes. In Valledupar was volgens de Lonely Planet maar één hotel geschikt. Daar heb ik inmiddels een andere mening over. Tenminste behoeft de lofuiting van de LP wel wat bijstelling. Uiterst claustrofobische kamertjes met een badkamertje van minuscule afmetingen waar het toilet behoorlijk in de weg staat om de douche te gebruiken. Niet dat dat toilet van enige afmeting was. De toiletpotten zijn waarschijnlijk voor een mooi prijsje overgenomen van de plaatselijk kleuterschool. Als ik erop ging zitten was het het één of het ander. Beide tegelijk behoorde niet tot de mogelijkheden zonder te knoeien. Maar ik heb prima geslapen. In het bed.

Mijn eerste middag hier wat rondgelopen door het historische centrum en op het Plaza Mayor terecht gekomen in een café annex bar met de originele naam Café Plaza Mayor.
Er klonk lekkere muziek naar buiten dus ik besloot het erop te wagen. Bij binnenkomst werd ik als een oude vriend welkom geheten door de eigenaar, zijn personeel en de twee enige gasten die zo te zien enorm veel plezier hadden. Het bleek een stel uit Bogota te zijn die een dagje Valledupar als weekenduitje hadden. Hij was een vijftiger met een eigen vliegtuig wat hij gezien zijn drankopname zeker niet terug kon vliegen vandaag. Zij was vooral onwaarschijnlijk mooi en jong. De bareigenaar had smaak en een paar heel aantrekkelijke dames in dienst die echter tot muurbloempjes verbleekten bij de “looks’ van de vliegeniersvriendin. De vliegenier, Gabriel (heten nu alle Bolivianen Gabriel?), was op zijn 52e gestopt met werken en vanaf deze week had hij het drukkerij bedrijf van zijn 95-jarige vader over moeten nemen. Hij had het hoogste woord, tot ergernis soms van zijn vriendin, en wilde persé met mij nog een rondvluchtje gaan maken over de Sierra Nevada deze middag. Ik was daar niet blij mee. De whiskycola’s gingen in hoog tempo naar binnen. Er zaten ook een paar hoogst onwaarschijnlijke jaartallen in zijn verhalen. Zo zat hij al op 15-jarige leeftijd op Princeton University in Elizabeth (New Jersey) rekende ik uit en in 1972 was hij hoogstpersoonlijk aanwezig geweest op het Woodstock festival. Hij was toen 3 jaar te laat als ik het goed heb. Ach, zijn we niet allemaal wel eens te laat en liegen op zo’n middag hoort erbij, toch?

De sfeer werd al naarmate de middag verstreek steeds amicaler en een warme wind waaide door de openstaande ramen en deuren, Angie van de Stones knalde uit de luidsprekers en Dario, de barman verklaarde met zijn hand op het hart dat de nederlanders in 1974, 1978 en 2010 verdienden om wereldkampioen te worden. Heel onterecht vooral dat die verdomde arrogante Argentijnen wonnen. Kroeiff was weer eens de held en Brazilië mag vooral geen kampioen worden komende zomer, daar waren we het allemaal roerend over eens.