Babu aan de wandel

Babu takes a walk

Babu aan de wandel

Om acht uur stipt vertrokken wij vanochtend. Wij zijn vandaag Hamishi de gids en een Masai Warrior met een onuitspreekbare naam en ikzelf. Juma, de kok, en Joseph, mijn maat en chauffeur, rijden met alle zooi naar de volgende overnachtingsplek. Empakaai Crater. Dat ik weer persé te voet wil gaan is een raar trekje wat ik maar niet kwijtraak. Op een haar na 30 kilometer vandaag. Heuvel op, heuvel af en daarna stijl naar boven naar de rim, zo’n 800 meter klimmen dan lunchen en weer in de krater afdalen, een foto maken, en weer omhoog zo’n 400 meter. Gekkenwerk natuurlijk. Maar het heet een trekking dus gaan we gewoon aan de wandel.

 

Het landschap is indrukwekkend mooi al is het wat heiig. We lopen een rustig tempo en passeren een aantal kuddes geiten met wat jongens die de boel bij elkaar moeten houden. Daar komt weinig van terecht want natuurlijk is die toerist, die Babu, reuze interessant vooral wat er in zijn tas zit. Drie maakte ik gelukkig met klompjes aan een sleutelhanger, typisch Hollands al weten ze bij God niet wat dat inhoudt. Sleutels hebben ze hier overigens ook niet. Een tweede groepje gaf ik een college fotografie voor beginners en ook hier was ik de Babu die slechts blije gezichten achterliet. Toen we eenmaal tussen de dorpen doorliepen werd het een feest. Alle kinderen kwamen langs voor een blessing. Ik diende mijn hand op hun hoofd te leggen en zo wat van mijn wijsheid en geluk op hen over te brengen. Ze moesten eens weten. Verder was het ook weer veel handen schudden. Mijn gids maande mij ernstig niet stil te gaan staan want dan zouden er misschien wel honderd kinderen aan komen rennen. Twee meisjes waren volhouders en liepen met ons mee. Eerst kwam de jongste naast mij lopen en greep mijn hand, al snel daarna de oudste. Dus daar liep Babu met zijn kleinkinderen, zwart als roet, door het majestueuze landschap. De Masai zei dat ze wel wilden trouwen maar dan moeten ze nog minimaal tie jaar wachten zei ik terug. Ik bedoelde veertig jaar maar dat hield ik maar voor mij. Toen we aan de klim begonnen stuurde de Masai de meiden terug naar huis.

 

Het vervolg van de trek was veel zwaarder omdat we op hele smalle, diepe paadjes van zo’n vijfentwintig centimeter breed moesten lopen. Het gras kwam tot je middel dus zien waar je je stap zette was niet mogelijk, het was vooral gokken waar het pad liep. Daardoor schopte ik mijzelf ontelbare keren tegen mijn eigen schenen die er bont en blauw uit kwamen te zien. Het uitzicht vanaf de kraterwand maakte veel goed. We waren veel te vroeg in het kamp en mijn meegesjouwde lunch, wat altijd veel te veel is, deelde ik met Masai kinderen die weer meteen aan kwamen lopen en het gretig opaten. Normaal eet Joseph alles op wat ik niet opkam. Vooral de kip.