Ani, the old Armenian capital

Ani, the old Armenian capital

Soms moet je ergens naar toe, wordt je gedreven door een soort kracht die je naar een plek stuurt die blijkbaar fascineert, aangrijpt, onontkoombaar is. Ani, een Armeense ruïnestad in Oost-Anatolië in Turkije, is zo’n plek. En geen makkelijke plek. Letterlijk en figuurlijk van God en alles verlaten. In mei 2011 had ik de stad al eens zien liggen. Vanaf de Armeense kant van de grens. Hermetisch gesloten door de Turken voor de Armenen waar ze niet zo’n goede band mee hebben. Het valt nog mee dat er nog Armenen zijn want de Turken hebben in het begin van de twintigste eeuwen erg hun best gedaan ze allemaal uit te roeien. Genocide noemen we dat tegenwoordig. Destijds stond naast mij een Armeense familie met mij mee te turen naar de ruïnes aan de overkant van een kleine rivier. Bij de man biggelden de tranen over zijn wangen. Terwijl er door het weer niet zoveel te zien was. Het regende en was mistig. Op die plek, toen, had ik de drang om naar de overkant te gaan en tussen die oude stenen te lopen. Nu had ik de kans. Ik had een weg uitgestippeld via het binnenland en wat plekken die ook interssant waren. Een kansloze weg bleek na anderhalf uur rijden. Na een must see plek volgens de gidsen heel snel weer verlaten te hebben, ook al een omweg, maar geheel oninteressant, was de weg geblokkeerd vanwege heftige sneeuwval verderop. Omkeren maar en een veel langere weg langs de kust genomen die mij, na bijna 500 kilometer en drie bergpassen vol sneeuw, in Kars brachten. Het was pokkenweer en dan druk ik mij nog zacht uit. Mistig, nat en guur. Maar besloot toch die middag nog naar Ani te rijden. Weer 50 kilometer maar ik moest. Een goede keuze bleek daar, want op het moment dat ik onder de toegangspoort het terrein met de hopen stenen betrad brak er een mager, flets zonnetje door. Magisch was het. De stad ligt op een 1338 meter hoog plateau, direct aan de grens met Armenië. Daartussenin ligt een diep liggende rivier en een prikkeldraad hek onder stroom. Eens in de glorietijd van de stad had Ani meer dan 100.000 inwoners en er stonden onnoemelijk veel kerken. Tussen het jaar 900 en 1300 was de glorietijd. Een van de grootste en rijkste steden aan de zijde route. Zelfs de Mongolen hebben het niet verwoest, dat deed een aardbeving in 1319.

 

Ani staat op één lijn met oude ruïne steden als Bagan in Birma, Sukhothai in Thailand,  het Karakorum van Genghis Khan in Mongolië en zo zijn er nog wel een paar te noemen. Overal was ik onder de indruk. Vooral Bagan is majestueus, of beter was, voordat de hordes toeristen er waren. Maar hier heerst een serene sfeer, nauwelijks mensen te zien, zeker niet in deze tijd van het jaar. Er liep een jongen rond met een schimmel en wat koeien. Na betaling van een paar euro wilde hij het paard wel op een plek neerzetten en ging er zelf achter liggen om het beest op zijn plaats te houden. het leverde een prachtige plaat op. Met op de achtergrond een groot berggebied in Armenië waar ik vier jaar geleden probeerde doorheen te rijden maar moest opgeven in verband met de sneeuw. Nu zou ik helemaal kansloos geweest zijn. Ik heb tot sluitingstijd door het gebied rondgezworven, kon er geen afscheid van nemen. Maar werd met zachte hand weer terug mijn auto ingeleid. Ben in een slakkengang terug naar Kars gereden, het sneeuwde weer en het leven was goed.