Ulf and Hannalore

Ulf and Hannalore

Er waren op Yap nog meer toeristen. Ulf und Hannalore bijvoorbeeld. Aus Lübeck. Ook een beetje uit Travemünde. Op duikvakantie. Tenminste Ulf. Die duikt al het grootste deel van z’n leven. Hannelore houdt niet van water. Ja, om je in te spiegelen en aan te liggen. Maar liever niet daar diep donker beneden. Ze heeft het moeilijk. Ulf reist de halve wereld af naar duikspots en Hannelore was helemaal gelukkig op Majorca. De juiste temperatuur, de juiste winkels en het juiste eten. Hier ‘ist dass Fressen nicht zum fressen’. Zoiets. Dat kun je ook wel een beetje aan haar jurkjes zien. Als ik boven in haar jurkjes kijk, en dat moet ik wel daar zorgt ze voortdurend voor, kan ik al zien dat ze ooit een navelbreukje heeft gehad. Ulf is helemaal niet blij. Duiken is hier helemaal niets. In Afrika, ja daar kun je pas duiken. Waarin word mij niet geheel duidelijk. Ik heb daarnet jurkduiken geleerd. Zonder zuurstof. “Und kein Strand”. Alles is hier ‘Scheisse’. Ik heb zelfs de indruk dat Hannalore daar deze reis ook een beetje onder valt. Tot nu toe waren die duikvakanties in hun nog korte relatie helemaal leuk. Maar Yap is een eiland te ver voor haar. Ik heb ze net vanavond op het schip annex restaurant van het Dive Hotel ‘kennen gelernt’, Hannalore priemde mij al een paar dagen overal waar ik ga, sta of zit met haar ogen achterna. En plotseling zaten ze achter mij en Het Gesprek begon. Ulf is een kleine hotelmagnaat uit Noord Duitsland. De hotels zijn zijn levenswerk. De Toekan van Lübeck. “Waarom ik hier ben als ik niet duik?” Het antwoord “de mensen” bevredigt helemaal niet. In Afrika daar zijn pas mensen. Hier is niets. Mensen zijn lui. En dan dat duiken. Hij begint weer te fulmineren. Het is duidelijk zijn dag niet, of de mijne. Ze worden zomaar ergens in het water gedropt en daar beneden is niets te zien. Ja, voor amateurs maar niet voor Ulf. Als ik Ulf mag geloven is een goudvissenkom spannender. Ze weten echt niet wat duiken is hier. Net als dat dansen op Yap Day. Een hele hoop kattengejank en gedoe met hun handen, helemaal geen muziek. En blote vrouwen, nu, die waren in Afrika nog bloter. Of bedoelde hij blöter? Maar dansen, nee dat kunnen ze alleen in Afrika. Ze hebben niet eens trommels. Het is werkelijk een aanfluiting eerste klas. Dansen zonder trommels. Dat had hij nog ‘niemals’ gezien. Stom volk die Yap.
Ik bega weer een beginners fout en probeer iets uit te leggen. Eigenlijk meer om ook iets te kunnen zeggen. Ik begin op mijn eigen, beste Duits een verhaal over het ontbreken van koeien, geiten, varkens, ja eigenlijk bijna alle landdieren waardoor hier in vroegere tijden geen vellen voor de trommels voorhanden waren en dat dat misschien het ontbreken van trommels bij de dans van nu zou kunnen verklaren. Misschien, vielleicht? Maar de ware heldere Von der Falke koopmansgeest komt boven bij Ulf: “Quatsch, das könnte man doch überall bestellen!” Typisch een geval van te diep gedoken.
Yap is eens een Duitse kolonie geweest -de hoofdstad heet nog steeds Colonia- nog een geluk dat Ulf ‘damals’ zelfs nog geen kleine Ulf was.


 
Mietjes dat zijn wij in Nederland. Met onze zeilsport. Die boten van ons zijn toch gewoon motorboten met een zeiltje erop. Waar ze hier mee zeilen noemen ze niet eens een zeilboot. Een kano heet zo’n ding hier. Een ‘outrigger kano’ om precies te zijn. Heb vandaag zo’n kanotochtje gemaakt met een stel sterke jongens. Hoefde gelukkig  niets te doen want mijn kennis van en handigheid in navigeren en of zeilen is vrijwel nihil. Maar deze jongens kennen wel aardig wat kunstjes met zo’n bootje. Nu zaten er een paar op die ook met het laatste staaltje navigatiekunst mee geweest zijn van Hawaii naar Yap. Ruim 3000 kilometer over zee zonder enig modern gereedschap. Alleen de sterren, de golven en de vogels als navigatiepunten. Met diezelfde kano vandaag op zee geweest. De meester navigator zelf Mau Piailug bleef aan wal maar gaf vooraf wel uitleg. Ze zijn nu weer een nieuwe kano aan het bouwen van één erg grote boom. Het ziet er allemaal indrukwekkend uit. Nu ben ik snel onder de indruk over iets wat ik zelf niet kan. En bij ons maken ze ook wel aardige bootjes maar de waddenzee is geen Pacific Ocean. Apart volk die Yap. Yap wat dus eigenlijk geen roeispaan heet maar Wa’ab. En waar ze eeuwenlang betaald hebben met ‘stone money”. Heel het eiland staat nog vol met dat geld wat nog steeds waarde heeft. Sommige ‘munten’ zijn maar zo’n 50 centimeter in doorsnede maar er zijn ook heel veel hele grote van meters hoog. De grootste is 4 meter in doorsnede en staat op Rumung, het verboden eiland. Dit stenen geld speelde dezelfde rol in de maatschappij als bij ons het goud. Er zijn nog z’n 8000 munten aanwezig op Yap en er zit altijd een rond gat in het midden zodat het door middel van palen te dragen was door een aantal mannen. Het formaat is belangrijk maar niet enige factor van waarde. Ook de moeilijkheden die het hier heenbrengen van het geld speelt een belangrijke rol. Bijvoorbeeld hoeveel mensen er gestorven waren om de steen van Palau (waar de steensoort te vinden was) naar Yap te krijgen. Altijd per kano. De munten kunnen in een bepaald dorp staan maar bezit zijn van iemand uit een heel ander dorp. Ze worden eigenlijk nooit vervoerd. Zoals ook ons goud meestal ligt opgeslagen in Fort Knox of de Nederlandse bank maar bezit kunnen zijn van een of andere schurkenstaat. De andere stenen die hier opvallen zijn de grafstenen. Overal is Micronesië is het voor de doden best gezellig. Ze worden vrijwel allemaal gewoon in voor- of achtertuin begraven. Zijn opa en oma, paps of mams gestorven gewoon een gat graven, een mooie steen erop, veel bloemen en klaar is Kees. Opa is hier ook lang niet zo dood als bij ons. Sommige hebben gezellig een transistor radio op hun graf staan die op hun favoriete zender staat afgesteld en lekker dag en nacht muziek en het weer doorgeeft. Andere hebben een mooie schemerlamp die nog net even wat meer aanlicht dan het schijnsel van de maan. Weer andere hebben een regen en/of zonnescherm boven hun laatste rustplaats. De kleinkinderen ravotten de halve dag boven je hoofd en je grafsteen is een prima schuilplaats voor ‘vangertje en verlos’. Verse bloemen krijg je eigenlijk vrijwel iedere dag, ofschoon er ook hier een grote voorkeur bestaat voor de plastieken versies van de pracht die hier groeit. Nee, dood ben je evengoed, maar je bent niet zo snel uit het oog, uit het hart. Knus is een rotwoord maar het is eigenlijk helemaal van toepassing op Yap. Een stopbord is een stopbord, 25 mijl is 25 mijl, om 9 uur beginnen is altijd 11 uur, iedereen groet iedereen, oma is altijd de baas. Heel duidelijk, heel simpel, heel knus. Ik denk dat ik gewoon de volgende vlucht neem; naar Palau.

 

Een nieuw eiland, nieuwe kansen. Op Yap kende ik bijna iedereen en iedereen kende mij dus hier had ik behoefte aan wat rust. Op het airport een oude bak met rechts stuur voor rechts verkeer gehuurd en bij het eerste hotel wat ik zag heb ik mij ingechecked. mijn rit had minder dan een kilometer geduurd. Het was een heel groot hotel en ik was de enige gast. Waarom dat was kreeg ik niet bedacht want het was op een mooie plek gelegen, de kamers waren voor eilandstandaard goed te noemen, er was een spa, groot zwembad en een eerste klas keuken. En heel veel personeel. Het restaurant diende maaltijden op waarbij Jonnie Boer zich niet had hoeven schamen. Achter de receptie stond een heel team dat het mij op heel veel manieren naar de zin wilde maken. Ik kwam voor de rust en kreeg een overdosis aan aandacht. Een half uur na aankomst lag in lekker in de spa en onderging een hele serie behandelingen waarbij de essentie ervan geheel aan mij voorbij ging omdat ik al snel in een diepe slaap viel. Had afgelopen nacht niet veel geslapen omdat op Yap door een stelletje Amerikaanse mariniers een grote mijn uit W2 onschadelijk was gemaakt en dat was nogal spannend geweest wisten ze mij te vertellen dus dat moest heel erg afgereageerd worden. De plek die ze daarvoor uitgekozen hadden lag vlak naast mijn hotel en het zwemmen met de dames van dat restaurant ging door tot 4 uur in de ochtend. Onder mijn raam. Om 5 uur ging mijn wekker. Toen ik in de spa wakker werd had ik een facial gehad, mijn nagels zagen er weer tip top uit, een bodyscrub had mijn huid weer in conditie gebracht en mijn haren waren gewassen, getoupeerd, geföhnd en ik leek nu heel erg op Ben Kramer. Maar ik ben op Palau en dat ga ik morgen wel beter bekijken. Het schijnt hier paradijselijk te zijn.


 
“Hello I’m Chief.” Hello I’m Jean kon ik eigenlijk alleen maar hijgend als een paard antwoorden. Hij zat op een bankje. Midden in de jungle, met een pad dat nauwelijks als zodanig te herkennen was stond een bankje. Een uitpufbankje. Want een klim was het, terug naar de weg. Ik was gestopt bij een bord waterval. “Leuk, een waterval” zei mijn jongenshart. Voordat ik had kunnen bedenken of ik daar nu wel zin in had was ik het pad al opgedraaid. Aan het einde van het pad stond een soort bushokje waar een meisje met een geldkistje zat. Er moest vijf dollar in gedeponeerd worden en dan mocht je jezelf afbeulen om naar vallend water te gaan kijken. Regen wat over een randje valt. Want dat het een beulentocht was zag ik wel wat er zat aan toerist op de bankjes in het bushokje. Rood, opgeblazen, kletsnat en erg stil. Aan iemand die er niet zo uitgeput uitzag en waarbij ik als beroep gids inschatte vroeg ik hoelang de tocht duurde. “About 10 to 15 minutes, depends how fast you can walk.” “1 hour” zei een benepen stemmetje achter mij. “At least”. Ik dook dapper het pad af. Heen was blijkbaar naar beneden. Dat ging eigenlijk best vlot. Op een gegeven moment had ik mijn dagelijkse encounter met de Tsjechische ambassadeur. Sinds mijn eerste dag op Yap zie ik hem dagelijks. Het is echt niet te geloven. Dit kan geen toeval zijn. Wat het wel is. Gisteren bij aankomst hier in Palau trof ik hem in een winkel terwijl hij ook al naast mij zat in het vliegtuig. Nu, helemaal aan de andere kant van het eiland heeft hij op ongeveer hetzelfde moment besloten om naar deze waterval te gaan kijken. Er zijn hier tientallen watervallen. Hij kwam met een bekende die hier woont naar boven puffen. We hebben eindelijk maar eens een foto laten maken. Hierna zien we elkaar zeker niet meer want hij gaat weg vanavond. Terug naar Manila. We namen afscheid en ik begreep dat het terug wel een uur zou kunnen zijn. Weer verder naar beneden. Het was inderdaad steil. Vlak voor de waterval moest ik een paar rivieren oversteken en kwam ik een hele groep tegen die nu, aan het begin van de klim, al doorweekt waren. Later bleek dat de laatste oversteek van de rivier best diep was. De waterval was een keurige klassieke waterval. Mooi in het zonnetje, genoeg water over de rand en vier wat corpulente buurlandgenoten vonden dat ik snel op moest rotten want die wilden duidelijk in hun enorme blootheid onder de waterval gaan staan. Ik wilde  niet nog meer natuurgeweld aanschouwen dus ben inderdaad snel weer omgedraaid en aan de klim terug begonnen. Onderweg had ik een tweede pad naar boven gezien en besloot om dat te nemen. Ik ben altijd veel sneller met naar boven gaan dan naar beneden en wilde die hele groep ontlopen. En hoefde ook niet een tweede keer door het diepe. Daar, ik hoopte halverwege op de terugweg, kwam ik Chief tegen. Toen ik zat barstte hij los. Corruptie. Tenminste dat woord kwam minimaal twee keer voor in iedere zin. Zijn Engels was balkelendig. Maar ik had de tijd, was toch bekaf en luisterde geduldig. Geldkistje was zijn dochter. Altijd hadden ze hier 1 dollar gevraagd en daarvoor het pad gemaakt, gezorgd dat er genoeg water in de val zat(?), het bushokje gebouwd en hij was Chief. Geen respect meer mijnheer. Vroeger alles beter. En nu moesten die 5 dollar naar de ambtenaren. Die daarvan natuurlijk 6 dollar in hun zak staken. En zij kregen nu een simpel loontje. Ja, nieuw bushokje. Kunst ook daarvan is twee keer de bouwsom in hun zakken verdwenen. Het woord ‘jammerklacht’ zal ik nooit meer kunnen horen zonder Sjef zijn gezicht te zien. Wat meeviel dat hij mij niet om geld vroeg. Nee, daarvoor was Sjef teveel Chief. Een titel die hij via zijn moeder had gekregen. Al honderden jaren waren de Chiefs van Palau rechtschapen en eerlijk. Als ik dat maar wist. En toen wilde hij op de foto. Ja, ik had dat ding in mijn hand maar op verklaarbare wijze werkte het niet meer. Na de waterval was het erg modderig en toen ik naar de rivier afdaalde knalde ik naar beneden. Mijn camera is heilig dus die kwam ongeschonden wat lager in mijn hoog geheven hand veilig weer ter aarde. Mijn knieën braken mijn val. Het moet een heel komisch gezicht geweest zijn. Zo’n glijpartij en dan iemand in een soort bidhouding met een camera boven z’n hoofd. De vloek moet op het andere pad te horen zijn geweest. Tijdens de val moet ik een knopje of instelling aangeraakt hebben want het ding fotografeert nu alleen maar prachtige zwarte nachten.