Te pito o te Henua

Te pito o te Henua

Te pito o te Henua, november 2007
Mijn eerste lange afstandswandeling erop zitten. Paris Charles de Gaulle. Wat een vluchthaven. Lopen, lopen, lopen en een bewegwijzering waar de Franse slag vaak gemaakt wordt. Meestal lopend door spelonken van beton dan weer langs eindeloos veel galeries met geuren. Nooit fijn, een reis beginnen met zweetplekken. Nu in zo’n wachtruimte met de fine fleur van Frankrijk. Vrolijkheid ver te zoeken. Op lachen op luchthavens schijnt ook al gecontroleerd te worden. Sortie 53. Santiago de Chile. Vlucht AF406, snel zitten, 8A, nee geen diner meer meid, het is 23.55! Bonne Nuit. Zie nog net dat er een tray met eten bezorgd wordt bij mijn buurman. Het stickertje vermeld: ‘Vegetarian Mr. Enrico Pinochet.’ Welterusten. Veertien uur later. Santiago. Zonnig en de geur van de lente. Ik ga vandaag helemaal niets doen. Alleen maar zitten, lezen en bijkomen van van alles wat niet goed is voor de mens. Dat kwam goed. Ik werd om zeven uur ‘s avonds wakker op mijn laptop met pagina drie van de Volkskrant open. Vandaag het diner ook maar voorbij laten gaan. Ik ben blij dat ik Santiago al eens eerder gezien heb. Hoef ik me ook niet schuldig te voelen. Morgen vroeg op. Isla de Pasqua, Easter Island, Napa Rui, of zoals het z’n naam heeft gekregen op zondag 5 april 1772 door admiraal Jacob Roggeveen, Paaseiland. Hij was op zoek naar Atlantis of hoe het toen heette ‘Terra Australis’, een continent dat alle rijkdommen van de hele wereld bevatte en dat natuurlijk de hoogste prioriteit had bij ons Hollanders. Hij heeft het nooit gevonden. Ik wel, maar daarover later meer.

 

Mijn vlucht naar de meest afgelegen plek op aarde. Het is 3800 kilometer vliegen vanuit Santiago naar Napa Rui. Het dichtstbijzijnde volgende eiland is Pitcairn en dat is zo’n 1900 km verder. Ook klein en nog moeilijker bereikbaar. Niet eens een vliegveld daar. Dat doe ik dan de volgende keer. Tahiti is het eerstvolgende echt bereikbare eiland, 4050km ver. Eerst hier naartoe. 3800 km Pacific. Water. Het Global Position System van het vliegtuig onderstreept dit alleen maar. Het enige wat je ziet is een klein wit vliegtuigje op een groot effen blauw vlak met een rode streep erachter die steeds maar langer wordt. De route die is afgelegd. Dat we naar het einde van de wereld vliegen is duidelijk. De verklaringen tussen de kaartjes door zijn uitermate ontnuchterend. ‘Ground Speed: 833 km - Altitude:10400m - Outside temp.: -50 - Distance to destination: Not available - Time to destination: Not available - Destination: Not available”. We vliegen nergens naar toe. En ik wilde naar de navel van de wereld. Als kind al was ik gefascineerd geraakt door Paaseiland. Een onderwijzer (was het meester van Geloven?), vertelde van Paaseiland. Hij noemde het de ‘navel van de wereld’ en verkocht het aan ons als zijn bedenksel. Ik vond hem een oetlul maar dit was heel mooi gevonden. Veel later las ik dat Jacob Roggeveen, de eerste Europese bezoeker, het zo opgeschreven had. En recent hoorde ik dat koning Hotu Matua die, rond 650 AD, het eiland bezocht het als eerste zo genoemd had maar om een heel andere reden. Zijn zoon werd geboren aan boord van hun kano bij aankomst en de navelstreng werd op het strand doorgesneden. Zo zie je maar; je moet Geloven niet zo maar geloven. Nu geland. Altijd mooi die vliegveldjes waar grote vliegtuigen landen die alle faciliteiten ver te boven gaan. In Santiago was dit een gemiddeld groot vliegtuig. Hier lijkt het een super Boeing. Ik krijg een krans omgehangen door Edith van het hotel. Leuk volk. Lekker laid back sfeertje hier. Nergens veiligheidsmaatregelen. Iedereen loopt zo maar rond. Ga me wel thuisvoelen. Dan de lunch. Het is meteen raak. De eigenaresse van ‘Ariki O Te Pana’ is een lopende Moai. Zo heten die beelden hier. Ze is niet mooi naar onze standaard maar hier is ze prachtig omdat ze sprekend zo’n beeld is. Enorme, lange, naar voren glooiende neus, hoekige kin, een beetje vreemd tuitende lippen, grote, lange oren en een stevige onderkant. En om het compleet te maken heeft ze ook nog een haarknot op haar hoofd. ‘Ariki O Te Pana’ betekent ‘De Koningin van de Empanada” leer ik. Ze ziet er inderdaad koninklijk uit.

 

Rapa Nui, zondagochtend. De hoogmis. Het is hier heel katholiek. Terwijl ik me nog sta te douchen hoor ik gerommel op m’n kamer. Als ik, uit de douche, m’n hoofd om de hoek steek wordt de kamer al schoongemaakt. Ik doe maar net of het heel gewoon is. Dat blijkt het ook te zijn. Het kamermeisje ken ik nog van gisteren. Vrolijk type wat sprekend op Mick Jagger lijkt. Ze loopt ook hetzelfde, tenminste hoe Mick over het podium liep toen hij nog een jonge God was. Zijn laatste tournee was ook de laatste zonder rollator. De mis is een must. Heb het van horen zeggen maar er wordt inderdaad nogal hard gezongen en de kerk is heel vol. Jong en oud zit er. Overvol, nee stampvol, wordt het pas direct na de collecte. Dan wordt er ook buiten de golfplaatkerk gezongen. De politie controleert tijdens de mis tieners die net uit de disco komen. Niet nuchter, niet bidden. Ik loop terug door het verder uitgestorven stadje. In m’n eentje een kerkdienst bezoeken voelt wel erg wanhopig. Ik zal toch niet...Nee, vandaag gewoon er weer tegenaan. Vol optimisme de regenwolken wegkijken en het eiland rond. Heb met Edith, van het hotel, afgesproken dat ik voor 55 dollar een rit langs de zuid en noordkust maak om een eerste indruk te krijgen. Dat heeft Edith echter anders bedoeld. Ze wil vandaag 9 keer 55 dollar verdienen. En dat gaat haar lukken. Heb geen zin in woorden en ga voor de tweede keer in m’n leven met een tour mee. Gelukkig geen rollators mee. Wil de eerste paar kilometer eigenlijk dwars door het raam naar buiten springen. Besluit voor één dag een Boeddha te worden en berust. Moest mee voor het verhaal maar de meeste tekst waait weg omdat ik rondzwerf over de locaties die we bezoeken. Mooie, lege plekken met een onstuimige, hardblauwe zee op de achtergrond. De groep is teleurgesteld, beluister ik. Alle beelden hier liggen op hun snufferd en zijn verweerd en nauwelijks herkenbaar. De uitleg duurt lang en ik heb alles al gelezen. Ik sta na iedere stop met dezelfde , wild uitziende, eilander te praten die een mobiele winkel met souvenirs heeft. Na vertrek van de tourbussen pakt hij heel haastig in en racet naar de volgende stek. Na de derde plek vraag ik hem met hoeveel broers ze thuis zijn. Hij lacht en ik krijg een heel lelijk beeldje helemaal voor niets. Ik zal niet teveel uitweiden over vandaag en mijn leuke groep want dan denken jullie nog dat ik het niet leuk heb. Maar het is wel leuk. In m’n groep natuurlijk ook een stel op huwelijksreis. Zien niets, alleen elkaar. Hele mooie dingen gezien vandaag. Allemaal van steen. Het volk heeft hier wat afgehakt in tien eeuwen tijd. En vervolgens een aantal kilometers verder gerold om ze daar, met de rug naar de zee, rechtop te zetten. Sommigen wegen meer dan 80 ton. Ze stellen, in weerwil van wat een aantal ‘wetenschappers’ beweren hun overleden leiders voor. De as van die leiders werd onder het beeld begraven. Er zijn wat verhalen verschenen hoe deze mensen de beelden konden verplaatsen. De fantast Erich Von Däniken heeft hier het meeste geld mee verdiend. Hij beweerde dat de Goden kosmonauten waren. Ammehoela, de arme mensen hier hebben ze gewoon gerold over een aantal palen die ze van tevoren ingesmeerd hadden met aardappelpuree om het allemaal een beetje soepel te laten glijden. Vele hebben overigens de plaats van bestemming nooit bereikt (mens en beeld). Na een werkelijk prachtig tropisch strandje kom ik , zoals dat heet, moe maar voldaan terug in Hanga Roa, de hoofdstad en enige dorpje. Er is nog net een stoel over op een mooi terras aan zee. Na een paar biertjes kan ik me van de gezichten van vandaag alleen nog de sprekende blikken van de beelden voor de geest halen en vervaagt die andere wereld heel mooi. De mooiste beelden van de dag waren overigens de kinderen die met hun surfboards naar huis reden in de ondergaande zon.

 

Gisteren nog op een familiefeestje van Edith en Bill geweest. Edith heeft 22 broertjes en zusjes. Mooi verdeeld als 11 zussen en 11 broers. Allemaal van dezelfde ouders, dat ook nog. Die moeder moet wel uit vulkaansteen gehouwen zijn. Iedereen was er. Ze zijn allemaal met Chilenen getrouwd. Mocht niet anders van Papa omdat de rest van het eiland familie is. Vader was een Pakarati en moeder een Rapu. De twee grootste families. Alleen Edith hield niet van Chilenen en is aan een Aussie blijven hangen. Bill vertelde mij dat haar vader haar als kind al had verteld dat haar toekomstige man niet uit het oosten maar uit het westen zou komen en dat hij een lichte huidskleur zou hebben. Dat klopte. Er hangt een erg hippieachtig sfeertje en ik krijg ongevraagd kip gevoerd door een paar van de zussen. Ze hebben allemaal de prachtigste tatoeages op de meest spannende plekken. Morgen vroeg weer op. Vandaag een auto gehuurd. Te lui om te lopen. Allereerst naar de vulkaan in het zuiden. Het is stil, het is mooi. Boven een overweldigende kijk in de krater met een paar rietvelden en een meer in de diepte. Hier werden vroeger de ‘Vogelman” riten gehouden. Wat dat zijn heb ik gelezen maar ook weer meteen vergeten. Het rangerstation is al bemand en twee vrolijke heren staan al te wachten om mijn 10 dollar te innen en me een rondleidingszelfhulpboekje te overhandigen. Alles staat erin zeggen ze nog bij het afscheid, als een soort waarschuwing om niet meer verder te vragen. Ik roep hen na, terwijl ik door het tourniquet loop, dat ik een moeilijke vraag zal bedenken. Ze blijven lachen. Binnen, wat gezien de harde wind eigenlijk heel erg buiten is, loop ik eenzaam tegen de wind in te boksen en mijmer over de Vogelmannen van jaren her. Paaseiland bevalt mij. Vooral het zicht op de drie kleine eilandjes waar de vogelmannen naartoe moesten klimmen en zwemmen om wat eieren uit te halen om er vervolgens met de mooiste maagd vandoor te kunnen gaan is adembenemend. Ik blijf veel langer dan er eigenlijk te zien is en ga pas weer terug naar mijn vrienden van de ingang als er zich nieuwe toeristen op het pad melden. Ik heb nagedacht over een vraag en kom eigenlijk uit op iets wat ik in het gidsje las. Dat de mooiste en meest bewerkte steen van het eiland al meer dan honderd jaar in het British Museum ligt te pronken. Waarom vragen, nee eisen ze die niet terug? Ik vraag het en het gezicht van de ranger is een al verrassing en vreugde. Zo’n goeie vraag is het nu ook weer niet bedenk ik. Maar hij zegt dat het de beste vraag is die hij ooit gekregen heeft. Hij geeft vervolgens antwoord op een heel andere vraag die ik verder ook totaal niet begrijp. In de middag rij ik over een hobbelig pad waar je je auto niet op los durft te laten, de mijne is gehuurd, als ik Cathy uit Canada tegenkom. Ze doet een zwaar onhandige poging om te liften en ze stapt in. Ze loopt hier op een soort van designer schoenen die weliswaar plat zijn maar verder alle onhandige kenmerken van pumps hebben. Ze werkt bij Air Canada en weet eigenlijk niet waar ze terecht gekomen is. Van eenzame avonturier ben ik plotseling tourguide geworden. Ik laat haar van alles zien en weet inmiddels ook een aardige uitleg in elkaar te draaien. Zoals alle tourguides eindig ik deze rondleiding ook op het strandje en kan dan weer even van mijn rust genieten uitkijkend over die enorme oceaan waar maar geen einde aankomt. Aan de dag komt plotseling ook al geen einde maar mijn nog steeds voortdurende jetlag red me. Mijn ogen vallen halverwege het diner dicht en ik krijg permissie om te vertrekken.

 

Ik heb en heel mooi plekje gevonden om een boek te lezen. Meditatie zou hier uitgevonden kunnen zijn. Een prachtig groene glooiende helling met onderaan een rijtje beelden aan de kustlijn. Een foto waard maar m’n camera ligt in m’n hotel. Bij pagina twee hoorde ik een busdeur openschuiven en stemmen. Een tourgroep, weg rustig plekje. Zag nu pas het bordje met een grote P. De groep werd verzameld en waggelde achter de gids de heuvel af. Beetje als logge pinguïns. Achter mij vroeg een stem “Are you bored?” Ik keek om en DE toerist stond achter mij. Hawaii hemd, flinke filmcamera op flinke buik en pet met klep met ‘Easter Island’ erop. “It is boring here, no golfcourse and no proper bars. The food is shit and the people are lazy, don’t you think so?” Ik zei nee. “The first day we saw everything. But my wife wanted to stay four days. Can you believe that? Four days!” Ik zei nee. “Yesterday we did the whole island again and today we see it for the third time. I know all the statues by name now. Have you noticed that all the women have big boops here?” Nee, ik ben blind, zei ik. Het maakte echt niet uit wat ik zei want hij luisterde toch niet. Begon het leuk te vinden om domme antwoorden te geven. Hij hoorde ze niet maar het klonk zo leuk. “ And no bra’s! By the way, my name is Jack. I am from Missouri. You? Tomorrow we have to do this whole place again but I stay in the hotel. The flight to Tahiti is in the evening. I don’t like French food.” Ik was alweer een tijdje aan het lezen maar dat maakte Jack geen bal uit. Hij vond het onder meer erg van die ganzen en die paté. Toen kwam z’n vrouw weer boven. Ze heette Beth en had wel een beha aan. Gelukkig.

 

Dit eiland is een Goddelijke plek, had ik dat al gezegd? Zo eenzaam en alleen ze hier leven heb je God ook nodig om het een beetje gezellig te maken. Alleen dat je bier uit het glas waait op het terras is weer minder. God houdt niet van drank, dat is duidelijk. Je zou er atheïst van worden. Dat ben ik al jaren dus wat lul ik. Van het weggewaaide bier kan het niet zijn. Vanochtend een humanistische’ zonsopgang gezien. Het zijn clichés maar dit was een visueel hoogstandje. Wow! Ik moest er vroeg voor op en zonder licht een rot eind rijden in het nog pikkedonker maar dan heb je ook wat. Alle kleuren van het spectrum kwamen voorbij. Een feest. En ik was niet alleen. Nog zo’n tien andere gekken waren op komen dagen. De meeste koppen ken ik inmiddels. Op het einde helemaal een vulkaan op geklauterd om mooi strijklicht op het reliëf van rotstekeningen te kunnen fotograferen. Ja, het wordt een grondig fotografisch essay.